Wandelen met God - Henoch

11 Tot de vrees van Uwe Naam. (Psalm 86:6, ber.) Vergis ik mij wanneer ik denk dat niet iedereen die deze psalm in de kerk meezingt, dat ook met zijn hele hart vraagt? Bij die vraag moet je niet om je heen kijken, hoogstens naar je vriend of vriendin, om samen een eerlijk antwoord op die vraag te geven. Ik vrees dat er in de kerk mensen zijn die hetzelfde willen als de valse profeet Bileam. Die man werd door Balak, de heidense koning van Moab, ingehuurd om Israël te vloeken. Vanuit het slavenhuis van Egypte en na een jarenlange tocht door de woestijn, stond het volk op het punt om het Beloofde Land binnen te gaan. Bileam wilde Balak graag van dienst zijn. Hij zou rijk beloond worden. Maar Israëls God gaf hem de kans niet om Israël te vloeken. Hij moest Israël zegenen. God veranderde de vloek in een zegen omdat de Heere Israël ondanks alles liefhad. Toen de koning van Moab in woede ontstak tegen die valse profeet die hij geroepen had om Israël te vloeken, maar die de ene zegenspreuk na de andere over Israël had uitgegoten omdat de God van Israel dat wilde, heeft Bileam gezegd: ‘Mijn ziel sterve de dood der oprechten’ (Numeri 23:10). Ja, dat wilde hij wel. Als hij maar niet hoefde te leven het leven van de oprechten. Vergis ik me als ik zeg dat ik bang ben dat er veel mensen

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==