Veilig achter het bloed

20 Verder zult gij een plaat maken van louter goud en gij zult daarin graveren, gelijk men de zegelen graveert: de heiligheid des H eeren . En gij zult dezelve aanhechten met een hemelsblauw snoer, alzo dat zij aan de hoed zij; aan de voorste zijde des hoeds zal zij zijn. En zij zal op het voorhoofd van Aäron zijn, opdat Aäron drage de ongerechtig- heid der heilige dingen welke de kinderen Israëls zullen geheiligd hebben in alle gaven hunner geheiligde dingen; en zij zal geduriglijk aan zijn voorhoofd zijn om henlieden voor het aangezicht des H eeren aangenaam te maken. Let op drie dingen. Het was een plaat van louter goud. Geen bewerkt goud, geen goud dat met iets anders was gemengd, maar louter goud. ‘ De heiligheid des Heeren ’ stond er diep in gegraveerd. Die was er niet oppervlakkig op geschreven, maar er als een zegel in gegraveerd. Deze gouden plaat moest altijd aan de voorkant van zijn hoed, en op zijn voorhoofd zijn; in het oog lopend, en niet verborgen. Wat wijst dit duidelijk op de ingeboren heiligheid van onze glorierijke Verlosser: van begin tot eind was Hij een heilige Zaligmaker. Zijn heiligheidwas als fijn goud, zonder vermenging, zonder legering. Die heiligheid stond diep in Zijn hart gegraveerd. Het was niet maar een verschijningsvorm, het was geen uitwendige heiligheid. Het was een onmiskenbare, openlijke heiligheid. Die heiligheid was

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==