Totdat we thuis zijn

9 elkaar stonden van het thee-uurtje eerder op de avond waarbij ze hoogdravende literatuur hadden besproken. Op de stoel waarop meneer Hemingway – haar meneer Hemingway – per se achterover wilde leunen terwijl hij rookte. Op het bureau waarvan gezegd werd dat James Joyce het ooit voor zichzelf had opgeëist. Ze aarzelde bij de deur. Maar hij ging open, en Josephine duwde haar het donker in, in de striemende regen. De klik van de deur die achter haar in het slot viel, klonk Claire definitief in de oren. ‘Vite! Vite!’ riep de vrachtwagenchauffeur vanaf de straat, en hij sloeg met zijn vuist tegen zijn deur. ‘Kom nu, anders vertrek ik!’ Claire rende door het steegje en ze voelde haar voeten nat worden door de diepe plassen. Ze klauterde over de achterklep in de laad- bak die met canvas overdekt was en veegde over haar gezicht. Ze rilde vanwege het regenwater dat in koude straaltjes langs haar rug liep. De vrachtwagen schoot vooruit en reed met een bons van de stoep af. ‘Pardon, désolée!’ Claire klom onbeholpen en onhandig over een kluwen kleine armen en benen – kinderen die ze niet kon zien in het donker. Hijgend vond Claire beschutting bij de houten wand achter de cabine. Het was te duister om de kinderen te kunnen onderscheiden, of om het aantal ledematen waar ze overheen was geklommen te tellen, maar er leek meer ruimte dan er had moeten zijn. Zelfs twintig zouden er nog te weinig zijn nu er zoveel mensen wanhopig probeer- den om Parijs te verlaten. Ze moest naar hun namen en de namen van hun ouders vragen om ze te noteren. Op een dag zullen deze kinderen terugkeren naar Frankrijk en naar hun familie – wanneer deze krankzinnigheid voorbij is. De lijst met namen en adressen die onder de vloerplanken van Shakespeare and Company verborgen ligt, biedt het enige houvast waarmee we hen zullen kunnen verenigen. a

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==