Totdat we thuis zijn

7 mei 1940 Bliksem doorkliefde de nachtelijke hemel boven Parijs. Boven de etalage van de boekhandel aan de overkant van de straat werden even de letters zichtbaar: La Maison des Amis des Livres. De regen sloeg tegen de ruiten van Shakespeare and Company. De openstaande luiken bonkten tegen de gevel. Opnieuw dreunde de donder. Claire Stewart liet het zware verduisteringsgordijn weer op zijn plek vallen. ‘Het lijken wel kanonschoten!’ Ze trok de riem van haar regenjas strakker om zich heen. ‘Je moet gaan,’ drong Josephine aan. ‘De vrachtwagenchauffeur zal niet wachten. Dit is zijn laatste rit naar Calais. Hij is erg zenuw- achtig, zelfs nu. Arnaud heeft tegen je gezegd ...’ ‘Arnaud heeft beloofd dat hij hierheen zou komen. Ik zal niet zon- der hem vertrekken. Ik ken onze Britse contactpersoon niet eens.’ ‘Je kent Arnaud. Hij zal hierheen komen als hij daartoe in staat is – ongetwijfeld op het laatste moment.’ Josephine Ganute kreunde en duwde Claire zacht maar vastberaden richting de deur. ‘Dit is de laatste groep, en de laatste chauffeur die bereid is om te gaan. Hij is gek om het te proberen. De wegen zijn ongetwijfeld vol met mensen die de stad ontvluchten. Calais is een vluchtelingenkamp – zelfs afgelopen week al. Als je nu niet vertrekt, zullen de kinderen nooit ...’ ‘Maar ik weet niet waar ik heen moet wanneer we daar aankomen!’ De druk in Claires hart nam toe. Josephine was Frans en vijf jaar ouder dan zij. Ze kon niet begrijpen hoe bang Claire zich voelde.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==