Totdat we thuis zijn

13 Hij sloeg de laadklep dicht. ‘U bent gek, mademoiselle. Ik ga u er niet heen brengen. En ik ben niet verantwoordelijk voor deze kin- deren. Ik heb gedaan waarvoor ik betaald ben. Ik zal mijn leven of mijn familie niet in de waagschaal stellen.’ Ongelovig trok Claire aan zijn arm terwijl hij in de vrachtwagen klom. ‘Wacht! Ik zal morgenavond met hen meegaan als de con- tactpersoon niet komt.’ Ze leunde tegen de deur van de cabine. ‘Laat me met de visser praten om hem te vragen om nog één dag te wachten, alleen maar tot morgenavond. Arnaud zal komen, dat weet ik zeker!’ ‘Ik heb toch tegen u gezegd dat dit zijn laatste overtocht is. Hij is nu al dwaas om het te proberen.’ De chauffeur duwde haar weg. ‘Jullie mogen van geluk spreken als je de haven uit kunt komen.’ Claires hoofd gonsde en duizelde. De vrachtwagen kwam opnieuw brullend tot leven en reed achteruit. De slippende banden besproei- den haar met koude regen en vulden haar mond met korrelige modder terwijl de duisternis haar omhulde en opslokte. a ‘Sst, ze komt bij,’ fluisterde een vrouwenstem boven Claires bon- zende hoofd. ‘Veeg nu over haar voorhoofd ... snel, voor ze wakker wordt. Het zal meer pijn doen als je het niet doet.’ Een jongen van zo’n acht of negen jaar spuugde in zijn vuile zakdoek en gaf hem aan het meisje dat over haar heen zat gebogen. ‘Maak haar oog schoon, anders wordt ze blind van het bloed.’ ‘O, houd toch je mond,’ beval het mooie meisje. ‘Je zegt de stomste dingen, Gaston.’ Claire kreunde en deed haar ogen weer dicht. Haar bonzende hoofd en draaiende maag vloeiden vanbinnen samen tot één grote beweging. ‘Waar ben ik?’ ‘U bent aan boord van de HMS Miss Bonny Blair ,’ kondigde een

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==