Dicht bij Dordt

14 bijdragen aan zijn zaligheid. Dat gebeurt bijvoorbeeld in evange- lische kringen waar wordt beweerd dat ik zelf de eerste stap moet zetten. Het is het geluid dat eens klonk op een EO-jongerendag: ‘Als jij jouw hart niet openzet voor God, staat God machteloos.’ Het klinkt ook door in dat kinderversje: ‘Is je deur nog op slot? Doe hem open voor God.’ Zo lijkt het alsof het geloof een daad van de mens is in plaats van een gave van God. Tegelijk dreigt het ‘remonstrantse gevaar’ ook in oerdegelijke, reformatorische kringen, want ook daar kan aan ‘het aandeel’ van de mens zoveel waarde worden gehecht. Alsof ons bidden, zoeken en vragen voorwaarden zijn om bij God genade te kun- nen vinden. Ook in een reformatorisch jasje kan er van de mens nog veel overeind blijven staan en kunnen hem allerlei vermogens worden toegedicht. Alsof de mens zelf kan roepen, smeken, zuch- ten, bidden, klagen! De mens werkt echter niet met God mee. Hij werkt alleen maar tegen. De remonstrantse jas kent dus verschillende kleuren. De remon- strant is echter niet alleen degene die een veelkleurige jas draagt. Je hebt ook remonstranten in ‘een zwart pak’. Trouwens, het komt nog dichterbij: Luther ontdekte de paap in zijn eigen hart! Wie zichzelf leert onderzoeken, ontdekt dat de remonstrant ook in zijn of haar eigen hart woont. Het gaat immers tegen onze natuur in dat wij worden uitgeschakeld als het gaat om de zaligheid. We zien onszelf liever als een serieus, net, degelijk kerkmens dan als een vijand van God. We laten het ons – keurige refo’s – niet zo- maar gezeggen dat wij van God niets willen weten. Dat is echter wel de leer waar Dordt voor streed. Want waar van de mens niets overblijft, schittert Gods genade des te meer. Dat is pijnlijk voor ons, maar tegelijk ook profijtelijk. Het is zo bevrijdend om te verstaan dat wij niet omhoog hoeven te klim- men, maar dat God in Christus naar beneden is gekomen. Wij

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==