Helder en klaar - deel 1

18 w i l h e l m u s à b r a k e l e n z i j n w e r k Fruytier en Abraham Hellenbroek. De laatste jaren van zijn leven gaat zijn gezondheid achteruit. Op 30 augustus 1711 wordt hij in een ‘sleetje’ naar de kerk gebracht. Daar zal hij zijn laatste preek houden. Daarna komt hij op bed te liggen. Vaak citeert hij enkele bekende versregels uit die tijd: ‘O mijn allerzoetste Jezus, Hope van een hijgende ziel, U zoeken de godvruchtige tranen, U het geroep van een allerinnigste ziel.’ Als de mensen om zijn bed vragen hoe het met hem gaat, zegt hij: ‘Heel wel, ik rust in mijn Jezus. Ik ben met Hem verenigd. Ik wacht slechts tot Hij komt. Maar ik onderwerp mij in alle stilheid.’ Op 30 oktober 1711 verkrijgt hij zijn diepste wens en mag hij voor altijd bij zijn Meester zijn. Het bekendste werk van Wilhelmus à Brakel is de Redelijke Godsdienst . Of, zoals de titel oorspronkelijk luidde: Redelijke Godsdienst in welke de Goddelijke waarheden van het genadeverbond worden verklaard, tegen partijen beschermd en tot beoefening aangedrongen, alsmede de bedeling van het verbond in het Oude en Nieuwe Testament, en de ontmoetingen van de Kerk in het Nieuwe Testament, vertoond in een verklaring van de Openbaring van Johannes . Uit dit boek blijkt dat de schrijver dicht, heel dicht bij de Heere heeft geleefd. Dat is om jaloers op te worden. De beste typering van het boek gaf dominee Hellenbroek tijdens de dienst na de begrafenis van À Brakel. Laat het een aansporing zijn om de Redelijke Godsdienst te lezen en te herlezen: ‘Het is een werk dat in het stuk van de waarheid, en bijzonder in de kracht van een innige en recht geestelijke beoefening zo doorwrocht, zo nuttig, zo kostbaar is, dat het de tijd wel zal verduren. De inhoud is opgeschreven onder veel nachtbraken en ernstige gebeden tot God. Het werk is in en buiten ons land in steden en dorpen verspreid, tot in Oost- en West-Indië toe. Waar er ook maar tere godvruchtige mensen wonen, daar vindt men À Brakels Redelijke Godsdienst . (…) Geen huisgezin behoort het boek te missen. De zegen die het gegeven heeft en nog geeft, is onvergelijkbaar. Van ver en van dichtbij hoort men daarvan de grootste en opmerkelijkste getuigenissen. Daardoor zal À Brakel nog blijven spreken, ook nadat hij gestorven is.’ l

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==