Maleachi

14 Gods wetten en inzettingen (Jes. 2:3) en de profetieën (Jes. 38:4; Jer. 1:2, 4). Zij hebben een Goddelijke oorsprong, afkom- stig van de Heere (JHWH), hier geschreven als de Verbonds- naam van Israëls God. De Naam Heere komt 46 keer in Male- achi voor, terwijl de Naam God (Elohiem) maar zeven keer voorkomt. Goddelijk gezag onderstreept de boodschap die de profeet Maleachi brengt. De profetie is gericht ‘tot Israël’ (Mal. 1:5, 2:16). Uit Maleachi 2:11 blijkt dat deze aanduiding synoniem is met Juda. Het tienstammenrijk Israël, het voormalige noordelijke rijk, was in 722 voor Christus in ballingschap gevoerd en bestond dus niet meer in de tijd van Maleachi. De boodschapper is de profeet Maleachi. ‘Door de dienst van Maleachi’, lezen we. Anders gezegd: de Heere maakt gebruik van hem, waardoor de profeet het gezag niet aan zijn eigen naam ontleent, maar aan de Heere. Híj heeft hem gezonden en verleent Maleachi toestemming om namens Hem Zijn boodschap te verkondigen. We zien hier dat de Heere Maleachi heeft geroepen om pro- feet te zijn en hem tot Israël zendt om Gods boodschap te brengen. Lijnen naar andere delen van de Schrift De betekenis van het woord ‘last’ wordt het duidelijkst in de manier waarop het wordt gebruikt in Jeremia 23:33-40. In vers 33 lezen we: ‘Wanneer dan dit volk, of een profeet, of priester u vragen zal, zeggende: Wat is des Heeren last? Zo zult gij tot hen zeggen: Wat last? Dat Ik ulieden verlaten zal, spreekt de Heere. ’ Het volk stelt de vraag spottend, ‘zonder enige hei-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==