Het ene nodige en begeerlijke goed

23 - 1 - De noodzakelijkheid van de bekering, voorgesteld wegens 6 de on- zekerheid van de dood en het genoeglijke van het leven voor God. Het behoort tot de plichten die wij aan onze naaste 7 ver- schuldigd zijn, om als wij hem in een gevaarlijke staat zien, hem hiervoor te waarschuwen. Wij moeten daartoe des te meer bereid zijn als wij hem een onfeilbaar middel tot zijn redding kunnen aanwijzen. Ik mag met reden vermoeden dat u dit volledigmet mij zult eens zijn, omdat dit een plicht is die op alle mensen rust. Ik begrijp immers dat het u een alleraangenaamste bezigheid zou verschaffen als u in een dergelijke situatie aan de belangen van uw ongelukkige naaste mocht meewerken. Als dit zo is, hoe juist 8 stel ik dan bij mijzelf vast dat u het mij niet kwalijk zult nemen dat ik een zaak van groot belang, in een geval dat uw eeuwig heil betreft, werkzaam zoek te zijn tot uw behoud. Als ik toch uwbestaan vergelijkmet hetWoord vanGod, danmoet ik u in een allergevaarlijkste toestand beschouwen. Niet minder dan dood in zonden en misdaden, op de rand van een eeuwig verderf. Zo zijn wij toch allen van nature. Maar dit maakt het wezenlijke onderscheid tussen men- sen en mensen: dat sommigen hun ongeluk zien en het 6. uit aanmerking van 7. evenmens 8. gegrond

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==