Het ene nodige en begeerlijke goed

17 God in Christus te leeren vragen’. 2 Gezelschappen Erwaren indie jarendat zowel TheodorusAvinck als Johanna Luden-Avinck in Utrecht woonden verschillende godsdien- stige gezelschappen.Van de toenmalige theologiestudent en later predikant gewordenMichiel ChristiaanVos (1759-1826) envandedichterHieronymus vanAlphen (1746-1803)weten we dat er in de universiteitsstad vele kinderen Gods waren, ook onder de aanzienlijke burgers. De ene keer kwam men samen tenhuize vanprofessorGisbertusBonnet (1723-1805), de andere week was men te gast bij de predikant Jacobus Hinlopen (1723-1803). Het eerste gezelschap droeg een bij uitstekwetenschappelijk karakter.Men kwamniet alleen bij elkaar vanwege het stichtelijk element, men kwam er ook om te leren. De kring bij dominee Van Hinlopen was van eenvoudiger aard. Waarschijnlijk heeft Theodorus Avinck deze gezelschappen bezocht. Van Johanna is in ieder geval bekend dat ze in contact stond met de predikant Henricus Weijland (1736-1806), die sinds 1782 in Utrecht stond. Ze schonk hem haar verzameld werk ‘uit erkentenis’. Johanna’s verblijf in Utrecht zou echter niet van lang- durige aard zijn. De Heere riep haar op 27 maart 1784 tot die woning, die niet met handen gemaakt is, maar eeuwig in de hemelen. Voor Johanna was de prikkel uit de dood weggenomen. In de eenzaamheid van de binnenkamer had ze Christus mogen leren kennen, Die in haar plaats de dood was ingegaan en de vloek had gedragen. Van de rijkdommen 2. H. van Otterloo, Eenvoudige Brieven voor zoekende menschen naar Jezus , Utrecht 1803, p. 2 en 3.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==