Het ene nodige en begeerlijke goed

16 Utrecht. Immers, daar bracht ze de laatste twee jaren van haar leven door. Het tweede deel van haar tweede werk Toegift op de schatten van een christen en haar laatste werk Het eene Noodige en Begeerlijke Goed stelde ze niet alleen aan een Amsterdamse, maar ook aan een Utrechtse uitgever ter beschikking. We mogen er dan ook gerust van uitgaan dat er ook in Utrecht vrienden van Johanna Avinck waren die belang stelden in deze uitgaven. Het eerste wat ons opvalt is dat deze laatstgenoemde geschriften in Utrecht bij dezelfde uitgever het licht zagen als bij wie broer Theodorus zijn werk liet verschijnen: bij Henricus vanOtterloo.Dezewoondeniet ver vanTheodorus vandaan: eveneens op de Oude Gracht. Hij was ouderling in de gemeente van Utrecht en had duidelijk affiniteit met de bevindelijke richting. Zo gaf hij in 1787 de postume Verzameling van biddagpredikatiën van Theodorus van der Groe uit. Zelf schreef hij een praktisch theologisch werkje met als titel: Eenvoudige Brieven voor zoekende menschen naar Jezus . Hierin tekende hij Johanna Luden-Avinck als ‘eene Godvruchtige Vriendinne, die al vroeg Jezus gezocht, en gevonden hebbende, ook vroegtydig, in het midden van haar leeven, in de zalige rust is ingegaan, enwier stryd, al ras volstreedenwas! die eer zy deezemoeijlykewaereld vaarwel zeyde, in haar laatste ongesteldheid, die haar overbragt in de wooningen van eewig licht, eene begeerte by haar zelve ontdekte om voor haaren ingang in het Koninkryk der hemelen, de zaligheid, die zy veele jaaren in den dienst van God gesmaakt had, ook aan anderen aan te pryzen en voor te stellen; of het den Heere behagen mogte den een of ander nog door haar schryven op te wekken, om naar

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==