Spiegel en spanningsbron

conferentie van het COGG over het thema ‘Evangelisch – reformatorisch – gere- formeerd.’ 29 Nadien publiceerde hij nog over de theologie en de spiritualiteit van de evangelische beweging. 30 In 1984 merkte de evangelische theoloog E.W. van der Poll 31 op dat de ‘evangelische stroming binnen de historische kerken’ een ‘meer dan marginaal bestaan’ begon te leiden. 32 Twee jaar later schreef hij dat de evangelische beweging tot het midden van de jaren zestig ‘in de schaduw van de grote en volle kerken van Romana en Reformatie’ functioneerde. 33 Daarna ziet hij een ‘stroomversnelling’ en ook een ‘samenwerking van evangelischen en reformatorischen’ onder meer in de EO, de EA en de Evangelische Hogeschool (EH). Van der Poll vindt dat de verschillen tussen evangelischen en reformatorischen niet over het hoofd mogen worden gezien. Hij doelt dan op ‘centrale zaken als het beleven en het doorgeven van het evangelie.’ 34 Wie binnen de gevestigde kerk een evangelische overtuiging aanhangt, staat volgens hem eigenlijk voor de keuze: of lid worden van een vrije groep of in de eigen kerk blijven en proberen in doorde- weekse kringen uiting te geven aan een meer evangelische manier van kerk-zijn. 35 In hetzelfde jaar schreef G. Dekker, hoogleraar godsdienstsociologie aan de VU, een schets over de evangelische beweging. 36 Dekker treft de evangelischen voor een deel binnen de traditionele kerken aan, ‘maar dan wel aan de rand.’ 37 Hij plaatst de opkomst van de evangelische beweging tegen de achtergrond van ‘de snelle en ingrijpende veranderingen’ in de samenleving. 38 Daardoor raken mensen hun zekerheden kwijt. Daar komt bij dat er binnen de protestantse kerken een ‘aanpas- singsproces’ plaatshad, waarin kerk en theologie zich gingen aanpassen aan het moderne levensgevoel. De evangelische beweging sloot ook aan bij ‘een sterk anti-institutioneel gevoelen en denken in de samenleving.’ 39 De beweging bood een ‘meer informele manier’ van omgang met elkaar in ‘niet strak georganiseerde groeperingen en bewegingen.’ Wat het geloof betreft legt de evangelische beweging nadruk op de vrije wil, ‘een benadering die wonderwel past bij de behoefte aan zelfbeschikking in onze doe-het- zelf-samenleving!’ Dekker vraagt zich in dit verband af of de evangelische beweging niet ‘één van de varianten binnen de christelijke godsdienst’ is die tegemoet komt aan de ‘(godsdienstige) behoeften van de mensen.’ 40 In de jaren negentig van de vorige eeuw werd steeds duidelijker dat de evangelische beweging haar sporen trok binnen reformatorische kerken. Met name godsdienst- socioloog Stoffels begon aandacht te vragen voor dit thema. In 1996 schreef hij over een ‘toenemende openheid voor het evangelische geluid in de orthodox- reformatorische wereld, m.n. onder de jonge generatie.’ 41 De activiteiten van de EO hebben naar zijn overtuiging ‘baanbrekend en oecumeniserend werk verricht.’ INLEIDING 18

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==