Paniek

De paniek nam de controle bij hem over. Hij voelde zich zinken. Toen hij onder water verdween, raasde zijn leven in een flits aan hem voorbij. Hij wist dat hij ging sterven en pas nu besefte hij dat zijn hele afzweren van God niet meer was geweest dan opstand. Hij wilde niet dat er een God was Die zijn leven zou leiden en aan Wie hij onderworpen was. Pas nu, nu hij wegzonk in de koude duisternis van de zee, wist hij dat het nooit meer was geweest dan een wensen dat God niet bestond. Hij wist het nu, omdat hij had gezien hoe zijn moeder zelfs bij de dood op haar God vertrouwde. Hij wilde schreeuwen, maar dat ging niet onder water. Hij wilde zijn vuist opheffen naar God, maar dat kon niet meer. Zijn longen brandden door het zuurstoftekort en hij gaf zich over aan de drang om te schreeuwen. Een schreeuw van ellende. Hij deed zijn mond wijd open en schreeuwde, maar het was een geluidloze kreet, gesmoord in de koude duisternis van de zee. 18

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==