Het zwaard van de woestijn

14 durend op zoek naar beter betaalde banen. Toen er een nieuwe weg werd gebouwd tussen Tel Aviv en Haifa, stelde zij voor dat een aantal kibboetsbewoners daar zouden gaan werken. Het was hard werk, vies werk om rotsen te breken en asfalt te leggen, maar mannen en vrouwen meldden zich vrijwillig aan. Andere meisjes gingen van huis naar huis als schoonmakers; sommigen kregen banen in een wasserette of werden naaister. Weer anderen maakten houten spijkers en kregen per stuk betaald. Omdat er nauwelijks hout was in Palestina, konden bouwers het zich niet veroorloven oude planken en balken weg te gooien en werd het hout tot de laatste splinter gebruikt. Langzaam begonnen de leden nieuwe beroepen te leren. Som- mige van de mannen werden deskundige bakkers en uiteindelijk werd een coöperatieve bakkerij in Netanja opgericht. Heel wat mannen werden bouwvakker. ‘Toen we in Netanja aankwamen, was het een stad van hout. Nu is het een stad van beton,’ grapte Tuvia Reich tegen een nieuwkomer in de kibboets. Hij had geholpen het gemeentehuis, de bioscoop, de kantoorgebouwen en de woningen te bouwen. Ondertussen begonnen de pioniers naast de tenten een kleine boerderij op te bouwen. Ze plantten een groentetuin en begon- nen kippen, koeien en bijen te houden. Fania Peretz had in Polen geleerd hoe zij moest tuinieren en verfraaide de kibboets met groen. Tussen het zand van de woestijn glansde het groen van lanen, gazons en struiken. De tenten van de kibboets maakten langzaam plaats voor gebouwen. Voor de mannen en vrouwen van de kibboets was het een hele klus om het materiaal op de juiste plaats te krijgen. Vrachtverkeer langs de zeekust was vrijwel onmogelijk. Bovendien moest het werk ’s nachts gebeuren, omdat overdag het gewone werk werd gedaan. Vanaf de weg vormden de mannen en vrou- wen een menselijke ketting. Eén man stond op de weg met een

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==