Geef mij je hand

16 wilde graag de was gaan doen, boven op het platte dak. Ze was al onderweg toen, zonder reden, haar dochter riep: ‘Mam, u hoeft vanavond niet de was te gaan doen!’ De hermana wilde toch naar boven gaan, maar opnieuw riep haar dochter: ‘Mam, u hoeft vanavond niet de was te gaan doen.’ En zo bleef ze beneden, zonder dat ze wist waarom. Enkele tellen later kwam de aardbeving. Het rommelende geluid boven zei hen genoeg. De muren rondom het platte dak waren omgevallen... In stilte begin ik te bidden, terwijl ik om me heen kijk naar al die mensen die gekomen zijn. Zou God een diepere bedoeling hebben met deze aardbeving? Want Wie is toch deze God Die Zijn beschermende hand uitstrekt naar Zijn kinderen én laat zien dat Hij regeert en Hem niets uit de hand loopt? Zijn het Zijn lichtstralen die doordringen op het levenspad van mensen? Het is maandagavond. Twee dagen na de aardbeving. Met elkaar zitten we rond de eettafel. Zojuist is het bericht uit de wijk El Floron gekomen dat het water op is. Er moet water komen. Zeker met de hoge temperaturen in Ecuador. Wat moeten we doen? Kunnen wij ergens water vandaan halen? Hoe zou het in de rest van het land zijn? Zijn de wegen begaanbaar? Waarom ligt het transport stil? Veel informatie hebben we nog niet kun- nen krijgen. Elektriciteit is er nog steeds niet. Samen met de kinderen vouwen we onze handen. Opnieuw zoeken we de toevlucht tot God. Ik denk aan één van de psalm- versjes: ‘God Die helpt in nood, is in Sion groot.’ Zou Hij het zeggen en niet doen? Met de witte bus gaan we op weg. Door het donker, niet

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==