Geef mij je hand

13 Ons geschreeuw voegt zich samen tot één noodgebed tot God. Een krachtig geluid, sterker dan het gekraak van het huis dat elk moment kan instorten. Ondertussen vinden woorden uit de Bijbel weerklank in mijn hart: ‘Vrees niet, geloof alleen!’ Ik zal het wél maken en verwondering zal overblijven! Dan hoor ik opnieuw een kinderstem. ‘Wanneer stopt de aardbeving? Help!’ Seconden lijken uren te duren... terwijl de dood ons in de ogen kijkt en we zelf niets kunnen doen. Nietig, kwetsbaar en klein. Alle ogenschijnlijke zekerheden wankelen. Eén ding blijft over. ‘Die in de schaduw des Allerhoogsten is gezeten, Die zal vernachten in de schaduw van de Almachtige.’ O God, ontferm! Onverwachts is het weer rustig. Een korte stilte in een donkere kamer volgt. Even zijn er geen blaffende honden te horen. Even is er niet het geluid van luide muziek en brommend verkeer. Ondertussen dringen zich allerlei vragen aan ons op. Hoe zou het met de mensen van de zendingspost zijn? De bewogenheid met hen en de mogelijkheid die wij heb- ben (wij hebben een auto, zij niet) om naar hen toe te gaan, dringt ons om direct op pad te gaan. Op de tast zoeken we naar sleutels en haasten ons daarna naar de auto. Met elkaar vertrekken we naar de wijk El Floron. Hoe zou het daar zijn? Wat zullen we daar te horen krijgen? In de wijk is het een chaos. Mensen lopen in paniek rond. Kinderen huilen. We proberen te troosten, bidden met mensen op straat en doenwat we kunnen. Ondertussen bereiken berichten uit het centrumons. Daar moet het helemaal verschrikkelijk zijn...

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==