Zeven wonderen van genade

9 Woord vooraf W IE zich nooit verwondert, heeft geen verstand. ‘Alleen de wijze man verwondert zich maar één keer in zijn leven, en dat is altijd.’ Dit geldt in het bijzonder voor het koninkrijk der genade, waar alles wonderbaarlijk is. Wanneer de grote God komt om in de weg van genade mensen die kwaad doen, tegemoet te treden, is de gedachte aan deze genade alleen al verwonderlijk; maar wanneer Hij omwille van zondaars Zijn Zoon geeft om te sterven, is dat in dit ene wonder een wereld van wonderen. Een zelfverzekerd schrijver heeft gezegd dat ‘elk wonder slechts de uitwerking is van iets nieuws op de onwetendheid’, maar het is heel zeker niet zo wanneer het over het werk der verlossing gaat. Hier is het: hoe meer we weten, des te meer verwonderen wij ons, en jaren van vertrouwde kennis en een toenemend ver- staan doen onze verwondering alleen maar toenemen. De naam waarmee onze voor eeuwig gezegende Heere wordt genoemd, is ‘Wonderlijk’. Terecht verdient Hij deze aanduiding, want Zijn Persoon, Zijn geboorte, Zijn leven, Zijn dood, Zijn onderwijs en Zijn werken zijn alle wonderlijk. Uit de verkondiging van de verbazingwekkende geschiedenis van de liefde van Jezus komen andere wonderen voort, want tekenen en wonderen getuigen van de kracht van het Evangelie. Nieuwgeboren zielen zijn gesteld ‘tot tekenen en tot wonderen in Israël’; zij die er behagen in scheppen de heerlijke werken van de Heere te doorzoeken, worden van een heilige bewondering en verbazing vervuld wanneer ze zien dat in elk van die afzonderlijk het hart en de hand des Heeren worden geopenbaard.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==