Leven en werk van Wulfert Floor

22 Zo mag hij ook betuigen, dat hij bewaard is gebleven voor een leven in de zonde. Ik meen eens gehoord te hebben, dat hij reeds als kind verborgen plaatsen kende, waar hij neerknielde om zijn schuld en ongeluk te bewenen en waar hij smeekte, om bekeerd te mogen worden. Zo werkte Gods Geest al vroeg in zijn hart en werd hij meer gaandeweg geleid tot de kennis der zaligheid. Wel kende hij een diepe ontdek- king van schuld en zonde. ‘Mijn hart, mijn arm hart’, schrijft hij in deze voorrede, ‘heb ik dui- delijk leren kennen als uiterst boos en vuil en een onzalige walm van vuiligheden is daaruit menigmaal tot mijn smart opgegaan; en had de Allerhoogste mij niet vastgehouden, ik zou in hetzelfde kwaad zijn uitgebroken, dat menig ander heeft doen sterven op het schavot.’ Maar een afsnijding onder het strenge recht Gods heeft hij, zoals ande- ren, met klaar bewustzijn niet gekend. Daarmee in overeenstemming is ook de verlossingsweg meer gaandeweg voor hem ontsloten: ‘Ik heb al vroeg leren zien, als ik door mijn eigen deugden en plichten zalig moest worden, dat de zaak dan ten enenmale hopeloos was. Ik heb mij menigmaal voor God neergeworpen als een blinde, onmachtige, onreine en helwaardige, met smart, beschaamdheid en vernedering. Ik heb de weg der zaligheid als een weg van vrije genade, door het bloed van de grote Middelaar, leren goedkeuren met mijn hele hart. Ik ben menigmaal tot Jezus gevlucht met al mijn ellende, heb Hem aangenomen en mij aan Hem overgegeven en toevertrouwd, als mijn Profeet om mij te leren, als mijn Hogepriester om al mijn erf- en dadelijke schuld te verzoenen en als mijn Koning om over mijn hart en leven voor eeuwig een onbepaalde heerschappij te voeren.’ Bij dit alles behoeft het ons niet te verwonderen, dat hij in zijn jonge jaren meerdere malen betuigen moest, dat hij de volle verzekering van zaligheid niet deelachtig was. In een oefening, gedateerd 26 april 1846 (hij was toen achtentwintig jaar oud), gehouden ‘bij gelegenheid vanmijn herstel uit een dodelijke krankheid’ schrijft hij: ‘Het is heden zestig dagen geleden, dat ik de laatste maal hier stond. Vijf dagen daarna werd ik door een dodelijke ziekte aangetast en raakte in doodsgevaar. Ik was niet vrij van vrees voor die geduchte laatste stap. Ten eerste, omdat ik van mijn dierbare

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==