Toegaan tot de troon der genade

20 licht er in of rondom iets of iemand is, des te gemakkelijker en duide- lijker wordt dit waargenomen. De zon is zo’n heerlijk hemellichaam. Al staat die op zeer grote afstand van de aarde waarop wij wonen, dan kunnen wij haar toch rechtstreeks met onze ogen waarnemen. Zodra de zon schijnt, kunnen wij haar door haar licht zien. Het is haar eigen licht, en niets anders, dat dit licht onthult of kan onthullen. Als de zon haar eigen licht zou inhouden, zouden alle ogen van de mensen, en zou heel het kunstmatige vuur en licht dat de mensen kunnen maken, ons nooit helpen om het te ontdekken. De majesteit van God is echter zo, dat Hij ermee is bekleed (vgl. Ps. 93:1). De mens wordt verblind en in de war gebracht door een kleine straal van Gods heerlijkheid. ‘Bij God is een vreselijke majesteit’ (Job 37:22). Dit is niet de troon waarheen wij geroepen worden om daar te komen. Het zijn maar lichtzinnige mensen in de godsdienst die niet uit eigen ervaringweten hoe overweldigend het zien op, en het denken over Gods majesteit en heerlijkheid zijn,wanneerHij niet wordt gezien op de troon der genade. ‘Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar’, zegt een gelovige (Ps. 77:4). ‘Hierom word ik voor Zijn aangezicht beroerd; ik aanmerk het en vrees voor Hem’ (Job 23:15).Het is geenwonder dat Manoach tot Zijn vrouw heeft gezegd: ‘Wij zullen zekerlijk sterven, omdat wij God gezien hebben’ (Richt. 13:22).Het zien van de hemelse heerlijkheid van Jezus Christus brengt Johannes, die aan Zijn borst placht te leunen toen Hij in de staat der vernedering was, ertoe om als dood aan Zijn voeten te vallen (Openb. 1:17). Vaak wordt er gesproken over een troon van Gods heerschappij over de wereld (Ps. 9:5, 8). God is op deze troon gezeten en bestuurt alles naar Zijn welbehagen, en dat in oneindige wijsheid. Deze troon moeten wij gelovend beschouwen.Het is echter niet de troon der genade, waarheen zondaarswordengeroepenomte komen voor genade enbarmhartigheid. Er wordt gesproken over een troon van Gods gerechtigheid. Dit is de troon waarvan David dringend vraagt om er niet voor gebracht te wor- den. Psalm 143 vers 2: ‘En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.’Als iemand

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==