Leer ons bidden

11 Inleiding - de binnenkamer Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer en uw deuren gesloten hebbende, bidt uw Vader Die in het verborgene is, en uw Vader Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden. Mattheüs 6:6 ‘De binnenkamer’ is onder ons een staande uitdrukking geworden voor het gebedsleven. Maar waar komt deze uitdrukking vandaan? Een binnenkamer, zoals daarover in Mattheüs 6 gesproken wordt, was bij de Joden bekend als een ruimte in het binnenste gedeelte van een woning. Een ruimte zo ver mogelijk verwijderd van buitenmuren en ramen. Daardoor was deze ruimte bijzonder geschikt voor het opber- gen van voorraden. Maar vaak werd het ook gebruikt als een plaats om zich af te zonderen. Een ruimte waar men alleen kon zijn, waar men de deur achter zich kon sluiten. Welnu, naar die plaats wijst de Heere Jezus Zijn discipelen. In Mattheüs 6 lezen we hoe de Heere Jezus gesproken heeft over het bidden van de geveinsden. Bekend in die tijd was het beeld van bid- dende farizeeën en schriftgeleerden op de hoeken van de straten, om daardoor van de mensen gezien te worden. Daarvan heeft de Heere Jezus gezegd: Zo moet het niet. En dan volgen de woorden: ‘Wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer.’ Doe de deur dicht. Wees alleen met God. En God, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden. Dat alleen-zijn met God maakt het verkeren in de binnenkamer tot zo’n tere zaak, tot een zaak onder vier ogen. Het is een zaak tussen God en mens; kortom, het teerste tussen hemel en aarde. Het is de ver- borgen omgang van een adamskind met God, van het schepsel met zijn Schepper. Thomas Watson noemt het gebed dan ook de sleutel van de hemel.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==