Zie, Ik sta aan de deur

12 En dan zou je kunnen zeggen: ‘Hij heeft de neder- laag geleden.’ Nee, toch niet! Dat was het einde van zijn strijd. Toen volgde zijn bekroning. Maar een gevaarlijke strijd, een bange strijd is het wel, een strijd op leven en dood. En dan is er altijd aan onze kant het gevaar dat we gaan verslappen, dat we moedeloos worden. Want wij zijn rust- zoekers, ook na ontvangen genade. Wij begeren de strijd niet, wij zoeken de strijd niet. En als we tot de strijd geroepen worden, wel, dan zijn we de strijd ook gauw moe. Dan zijn we geneigd om het op een akkoordje te gooien met de vijand. Zo gebeurde het in de gemeente van Pérgamus. Er waren mensen in die gemeente die zeiden: ‘Je kunt toch uiteindelijk niet overal op tegen zijn? Je kunt toch niet altijd “nee” zeggen? Je moet toch ook niet alles op de spits gaan drijven? Je moet je toch tot op zekere hoogte naar de omstandighe- den schikken?’ En in dat gevoelen werden ze dan nog weer gesterkt door de Nikolaïeten, die zeiden: ‘Een mens is nu eenmaal in de wereld. En laat het dan zo zijn dat hij niet bij de wereld hoort, maar hij staat wel met beide benen in de wereld en hij moet de wereld dóór. En daarom moet hij tot op zekere hoogte met de wereld meedoen, anders moet hij eruit, nietwaar, dat is nu eenmaal zo. Je bent in de wereld en je bent niet overal voor, dat is waar, maar je kunt toch ook niet overal op tegen zijn? Anders

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==