Zie, Ik sta aan de deur

16 wereld gaan praten?’ ‘Wordt de wereld niet gelijk- vormig!’ Want o, die wereldgelijkvormigheid zet een domper op ons geestelijk leven. Dat is, als God het niet verhoedt, de dood voor ons geeste- lijk leven. Hier, in onze tekst, worden we opgeroepen tot de strijd. En nogmaals: die strijd begeren wij niet. Wij zijn allemaal rustzoekers. Ik houd van vrede; ik heb geen zin in oorlog. Wij zoeken die strijd niet, maar wij worden er door God middenin gezet. De Heere zegt heel gewoon tegen ons, en dan met name tegen Gods Kerk: ‘Het is strijden of sterven.’ Er is geen middenweg; je hebt geen keus. Niet strijden? Dán sterven! Niet sterven? Maar dán strijden! Wij begeren het niet, wij zoeken het niet. Maar we zúllen te strijden hebben, of we willen of niet. En aan hen die volharden zal, wordt nu een kos- telijke belofte gegeven. Want in de woorden van onze overdenking vinden we een liefelijke bemoe- diging. De Heere weet wel hoe zwaar ons die strijd valt. Daarom bemoedigt Hij ons op een liefdevolle wijze. En dan is er in deze woorden een dringende opwekking te vinden om te volharden. ‘Die overwint ...’ Ach ja, ‘die overwint’, maar zúl- len wij wel overwinnen? Die vijand is zo geweldig sterk, hij is tot zijn tanden gewapend. En hij wordt

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==