Totdat Silo komt

16 Hij mag rusten door het geloof in de belofte aan de vaderen gedaan, en die ook zijn deel is geworden bij Bethel. En hij mag in de geest aanschouwen de man, de Engel des verbonds, met Wie hij gewor- steld had in Pniël, van Wie hij de zegen had ont- vangen: ‘Gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen, en gij hebt overmocht.’ Nu rust hij op zijn legerstede, leunend op zijn staf. Zijn twaalf zonen, de patriarchen, de vorsten van elk huisgezin, ze zijn geschaard rondom het sterf- bed van hun vader om afscheid van hem te nemen. Zij zullen allen de zegen des verbonds ontvangen, de zegen van Abraham, Izak en Jakob, die thans wordt overgedragen op het nageslacht. Jakob mag zijn zonen zien in het licht van het verbond der genade. Hij mag ze allen zegenen. Welk een voor- recht voor een vader. In menig opzicht hebben zij het verzondigd in hun jonge jaren, en ook dit krijgen zij te horen op het sterfbed van hun vader. Maar het sluit ze toch niet uit van de zegen. Jakobs ogen zijn wel zwaar geworden van ouder- dom, maar zijn geest is helder. Hij mag door de Geest des Heeren inblikken in de toekomst. Hij zegent zijn zonen, elk met zijn bijzondere zegen. Eerst zijn de stammen van Jozef aan de beurt, Manasse en Efraïm – en Efraïm heeft de grootste zegen ontvangen, naar het welbehagen Gods.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==