Zonder enige twijfel

23 Dat is een heel duidelijk symptoom, daar sluipt de onkunde de kerk binnen, vooral in deze tijd van subjectivisme. Ik bedoel daarmee dat het vandaag de dag mode is om te zeggen: ‘ik vind, ik voel’. Hoe vaak gebeurt het niet als je voor je overtuiging uitkomt, dat men zegt: ‘Ik voel het niet zo.’ En dat is dan het einde van alle discussie. En juist in deze tijd van het subjectivisme is het zo nodig om ons aan onze belijdenisgeschriften vast te houden en over de Catechismus te preken. Vraag: Wat is de plaats van de leeruitspraken van de Synode van 1931 van de Gereformeerde Gemeenten ten opzichte van de belijdenisgeschriften? Antwoord: Uit deze vraag blijkt dat er onder ons kennis is van deze leeruit- spraken van onze Synode van 1931. Daar ben ik blij om, want ik ben bang dat er ook leden van onze gemeenten zijn die niet weten dat er toen een Synode is geweest, die belangrijke leeruitspraken heeft gedaan. Op deze Synode zijn zes uitspraken gedaan. Die gaan vooral over het genadeverbond en over de vraag of het verbond beheerst wordt door de verkiezing of de ver- kiezing door het verbond. Ze bedoelden er dit mee: Met wie richt de Heere nu wezenlijk het genadeverbond op? Als het antwoord zou luiden: met alle gedoopten, dan overheerst het verbond, maar als geantwoord wordt: met Zijn uitverkorenen, dan overheerst de verkiezing. Onze Synode heeft toen uitgesproken dat het verbond beheerst wordt door de verkiezing. Dat was toen in de tijd dat er een strijd werd gevoerd met onder anderen professor J.J. van der Schuit van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Ds. Kersten was elke week in De Saambinder bezig om die drieverbondenleer aan te val- len. Dat ging er scherp aan toe, want hij zag in die leer een groot gevaar. Hij noemde dat een verbondsontzenuwende leer. Daarom heeft onze Synode van 1931 besloten daarover enkele uitspraken te doen. Prompt kwam van de kant van de Christelijke Gereformeerde Kerken, maar ook van de Hervormde dr. J.G. Woelderink het verwijt dat de Gerefor- meerde Gemeenten niet aan de Drie Formulieren van Enigheid genoeg had- den, maar er zo nodig vier van moesten maken. Ds. Kersten heeft gezegd dat dit beslist niet de bedoeling was en hij heeft hierbij verwezen naar hetgeen de kerk in het verleden wel meer gedaan heeft wanneer er heel belangrijke zaken speelden. Dan deed een kerkelijke vergadering daarover een uitspraak, inleiding

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==