Zonder enige twijfel

20 ik niet ontvluchten en al was het dat ik het kon, ik zou het niet willen, want daarin bestaat mijn hoogste heil, dat ik mij naar Uwwil gedraag. Al deze din- gen hebben mijn hart zeer vrolijk en opgeruimd gemaakt en zij doen dit nog en ik bid u, mijn geliefde vrouw en gezellin, omumet mij te verheugen en de goede God te danken omwat Hij gedaan heeft. Hier is het niet de plaats van onze woning,maar in de hemel.Hier is onze pelgrimstocht. Daarommoeten wij naar het ware land, dit is naar de hemel verlangen. Om daar ontvangen te worden in het huis van mijn hemelse Vader, om onze Broeder en Zalig- maker Jezus Christus te zien. Om het edele gezelschap van de patriarchen, profeten en apostelen en zoveel duizenden martelaren in wier gezelschap ik hoop ontvangen te worden als ik de loop van mijn bediening volbracht zal hebben. Ik bid u dan, zeer geliefde vrouw, dat u zich in de overdenking van deze dingen getroost zult weten. Beschouw vol bewustzijn de eer die God u geeft, door u een echtgenoot geschonken te hebben die niet alleen dienaar is van de Zoon van God, maar ook zo door God op prijs gesteld wordt dat Hij hem waardig acht de kroon van martelaar te geven.’ Tot zover enkele gedeelten uit deze brieven.Wanneer u ermeer vanwilt lezen, ze zijn nog te koop. Hierin blijkt het geloof dat hij met de mond beleed en met het hart geloofde, zoals we lezen in Romeinen 10. Zo begint ook zijn belijdenis in artikel 1:Wij geloven allenmet het hart en belijdenmet demond dat er is één enig en eenvoudig geestelijkWezen, Hetwelk wij God noemen. Vragen Vraag: Waren er ook al exemplaren van de Nederlandse Geloofsbelijdenis in de Noordelijke Nederlanden in omloop ten tijde van de gevangenneming van Guido de Brès? Antwoord: Tussen het schrijven van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de gevangenneming en marteldood van Guido de Brès zijn zes jaar verlopen. De Geloofsbelijdenis heeft zich zeer snel verspreid, de eerste druk was in de Franse taal,maar in 1562 kwam er al een vertaling in de Nederlandse taal, het Nederduits zoals men dat toen noemde. Dit geschriftje heeft zich dus met een grote snelheid verbreid ook in de Noordelijke Nederlanden. Vraag: Waren de overheidspersonen Margaretha van Parma en Filips de inleiding

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==