Zonder enige twijfel

19 Wanneer dat in vlammen zou opgaan, zouden zijn vijanden, de inquisiteurs, geen sporen vinden van het werk van Guido de Brès. Helaas, de buren zagen dat en blusten de brand.Wat de vrienden wilden voorkomen, gebeurde hier- door juist. De aandacht van de overheid was getrokken naar dat tuinhuisje en daarin vonden de inquisiteurs zijn geweldige bibliotheek met daarin aan- tekeningen en geschriften. Ook nog ongeveer tweehonderd exemplaren van deNederlandse Geloofsbelijdenis werden gevonden en het bewijs dat Guido de Brès de schrijver hiervan was, was geleverd. Enkele jaren later werd hij gearresteerd en gevangengezet en op 31 mei 1567 stierf hij samen met zijn collega Pérégrin de la Grange de marteldood op de markt van Valenciennes. Zowerd hij een van de martelaren voor de zaak van de gereformeerde religie. Brieven aan zijn vrouw Hieronder volgen enkele citaten uit de brieven die hij in de gevangenis schreef aan zijn vrouw. Hierin zien we de schrijver van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis in het hart. Men moet zich er niet over verwonderen dat Guido de Brès zijn jonge vrouwmet ‘u’ en ‘gij’ aanspreekt, dat was in die tijd gebruikelijk, vooral in brieven. Hij schrijft: ‘Ik bid u met alle aandrang om u niet buiten de maat te ontroe- ren, uit vrees om God te beledigen. Gij hebt immers wel geweten dat toen gij met mij getrouwd zijt, gij een sterfelijk echtgenoot genomen hebt, die elk moment onzeker van zijn leven was. Toch heeft het de goede God behaagd ons samen de tijd van zeven jaar te laten leven en ons vijf kinderen te geven. Als de Heere had gewild ons langer samen te laten leven, had Hij daar zeker de middelen voor. Maar het behaagde Hem niet, waarom Zijn welbehagen geschiedde en dit zij u als reden afdoende.’ In het begin van zijn gevangenschap maakte hij zichzelf veel verwijten. Bij- voorbeeld dat hij niet in zo’n groot gezelschap had moeten reizen en dat hij in dat tuinhuisje niet zijn bibliotheek had moeten verzamelen en dat hij zijn vrouw en kinderen niet in zo’n groot verdriet hadmoeten brengen.Maar dan schrijft hij uiteindelijk: ‘OGod, Gij hebt mij doen geboren worden op de tijd en het uur zoals Gij het had verordend en gedurendemijn ganse leven hebt Gij mij behoed in treffende gevaren enmij daaruit volkomen verlost. En als heden het uur gekomen is om tot U te gaan, Uw goede wil geschiede. Uw hand kan inleiding

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==