Lessen in geloof

11 Woord vooraf H ET IS EEUWEN nadat Abraham en Sara leefden. Gods belofte, dat Hij uit Abraham en zijn vrouw een groot volk geboren zou doen worden, is vervuld. Ook de andere beloften, die de Heere aan de stamvader van Israël gedaan had, zijn waar geworden. Zo ook de belofte ten aanzien van het land dat zij als erfdeel ontvangen zouden. God is getrouw gebleken en gebleven. Helaas, dat kan van het volk niet gezegd worden. Het is vanwege de ontrouw en de ongehoorzaamheid van het volk, dat de band tussen het volk en het land nu ver- broken is. Geldt dat ook van de band tussen het volk en God? Het antwoord op die vraag geeft de profeet Jesaja: ‘Aanschouwt Abraham, ulieder vader, en Sara, die ulieden gebaard heeft’ (Jes. 51:2). De profeet roept het volk van ballingen op om Abraham en Sara te aanschouwen. Die oproep mag Jesaja doen laten volgen door de aankondiging dat er verlossing zal volgen. De ballingen zullen weerkomen. De Heere blijft Abrahams zaad erkennen als Zijn volk. Let nauwkeurig op het woord ‘aanschouwt’. Ze moeten met grote aandacht naar Abraham en Sara kijken. Maar Abraham en zijn vrouw zijn al jaren geleden gestorven. Niemand van de mensen tot wie de profeet zich hier richt,

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==