Jozef - dienen in Gods opdracht

16 of zijn vader daarmee geholpen zou zijn. Je kunt alleen maar je hoofd schudden. Stefanus zegt in Handelingen 7: zo waren onze vaders. Er was geen goeds van te verwachten. Ze waren altijd tegendraads! Toch gaan de broers uiteindelijk, door de nood gedreven, gelokt door wat ze horen. Ja, ze worden door de Heere geleid. Hij zoekt hun leven en niet hun ondergang. Zo doet Hij het, in het leven van zulke mensen! Waarom doet de Heere dat eigenlijk? In deze men- sen is daarvoor immers geen enkele grond? Lees vers 5. Daar wor- den ze ‘Israëls zonen’ genoemd. Daar hebt u de verklaring: Israël. Dat is de naam die spreekt van Gods verkiezend welbehagen. De naam die spreekt van de God Die verkiest tot de zaligheid en tot de weg van de zaligheid (DL. I, 8); de God van vrije genade; de God Die trouw blijft aan wat Hij beloofd heeft. De broers zijn zonen van Israël, zonen van de man die bidden geleerd heeft (Genesis 32:26). Zo heeft Jakob zijn zonen begeleid, biddend: ‘Heere, gedenk aan Uw Woord, Uw verbond, Uw belof- ten.’ Misschien leest een vader of moeder dit en heeft deze ouder ook zo’n zoon of dochter. Ziet u die zonen van Jakob gaan? Het zijn zonen van Israël en dat is moedgevend. De Heere leidt hen op de weg die naar het leven voert, maar dat is geen gemakkelijke weg. Dat zullen we nog wel zien. Jozefs broers buigen voor Jozef Zo komen de broers bij Jozef terecht. Op zich is dat al een wonder. Jozef kan niet bij alle verkooppunten van koren tegelijkertijd aan- wezig geweest zijn. Maar op het punt waar de broers zich melden om koren te kopen, is Jozef in eigen persoon present. De broers herkennen hem niet en dat is geen wonder. De jongen van zeven- tien is inmiddels een man van negenendertig jaar. Hij is gekleed

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==