Jozef - dienen in Gods opdracht

15 Er is een volheid van genade in en bij Christus, de Behouder van het leven. Hij mag worden aangeprezen als de Koning Die graag en mild geeft en Die van geven niet armer wordt. De nodiging mag op een royale wijze uitgaan. In die nodiging mag de drang doorklinken van de Herder, Die de schapen leven en overvloed gunt enweet waar grazigeweiden en stillewateren te vinden zijn. Die lokkende nodiging mag klinken met de liefde van de Heere, Die dringt en Die bidt: ‘Waaromzou u sterven?’ Er klinkt de klem in door van de ooggetuige die de volle schuren heeft zien opengaan. Zo klinkt uit deze indrukwekkende geschiedenis de boodschap: er is koren in Egypte. Er is voedsel voor een hongerige. Er is leven voor mensen die anders ten dode opgeschreven zijn. Hebben wij ons al laten lokken? Misschien zegt iemand: ‘Dan moet ik eerst mezelf leren kennen en mijn zonden belijden!’ In deze geschiedenis zien we echter dat Jozefs broers dit pas leren als ze bij Jozef gekomen zijn. We lezen in vers 11 dat zij zichzelf eerst nog groothouden. Ze zeggen nota bene tegen Jozef: ‘Wij zijn vroom.’ Wat zou Jozef daarbij gedacht hebben? Een ander zegt: ‘Je moet toch eerst de Heere hebben leren ken- nen?’ Leest u maar in vers 8: ‘... zij kenden hem niet’. Jozef maakt zichzelf op de juiste tijd aan hen bekend. Kijk eens goed. Wat een stel, en dat na al die jaren! En luister dan naar de onvoorwaarde- lijke uitnodiging: ‘O alle gij dorstigen, komt tot de wateren ...’ En verder: ‘Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld ...’ Daar klinkt geen voorwaarde in door. Alleen, wie geen honger heeft, gaat niet; wie in zichzelf rijk is, meent zichzelf te kunnen redden. De broers hebben over hun zonde heen geleefd. Zij hebben die zonde nog nooit beleden. En hoe hebben ze geleefd! Lees de geschiede- nis van Juda maar – jazeker, juist van Juda – in Genesis 38. Hoor hoe Ruben in vers 37 van hoofdstuk 42 zijn zonen aanbiedt, als-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==