Jona

11 We weten niet zo heel veel over de afkomst van Jona. Zijn naam betekent ‘duif’. Hij was een zoon van Amitthai en kwam uit Gath-Hefer, een dorpje in het noorden van Israël, in het stamgebied van Zebulon. Sommigen denken, gelet op de naam en de zaken die in het boek Jona aan de orde komen, dat hij geen historische persoon is geweest. Men ziet dan in het boek Jona een allegorie waarin wijze lessen worden geleerd. Wij verwerpen een dergelijke gedachte, omdat het boek zich als historisch aandient en eeuwen later de Heere Jezus ook over Jona spreekt als een historische persoon die in zijn weg zelfs een type van Christus is geweest (Mattheüs 12:39-40). Ambt We weten uit de Bijbel dat Jona verschillende zaken heeft ge- daan. In de eerste plaats was hij als profeet gezonden naar het volk Israël om het te waarschuwen en tot bekering op te roepen. Ook mag hij aan het volk Gods belofte van heil en ze- gen brengen. ‘Hij bracht ook weder de landpale van Israël van den ingang van Hamath tot aan de zee van het vlakke veld; naar het woord des Heeren , des Gods van Israël, dat Hij ge- sproken had door den dienst van Zijn knecht Jona, den zoon van Amitthai, den profeet, die van Gath-Hefer was’ (2 Konin- gen 14:25). De dagen van Jeróbeam II mag Jona aan het volk de verlossing van de vijanden bekendmaken. In de tweede plaats moest Jona preken tegen de stad Ninevé, een heidense stad. We vinden wel meer profeten en profe- tieën in de Bijbel die over heidense volken gaan. Dan maakt de Heere aan Israël bekend wat er met de vijanden (Egypte, Babel, Assyrië) zal gebeuren. Nahum bijvoorbeeld heeft ook tegen Ninevé gesproken (Nahum 1:1). En Obadja heeft ge- sproken tegen Edom (Obadja 1:1). Jona moet naar Ninevé toe

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==