Jona

18 ‘Toen zeide Hij: Ga heen en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet, en ziende ziet, maar merkt niet’ (Jesaja 6:9). We lezen over de roeping van Jeremia: ‘Tot welken het woord des Heeren geschiedde in de dagen van Josía, zoon van Amon, koning van Juda, in het dertiende jaar zijner rege- ring’ (Jeremia 1:2). We lezen over de roeping van Hosea (Hosea 1:1), van Joël (Joël 1:1) en vele anderen. De roeping betekent dat de profeten het Woord van God hebben te brengen. Pro- feten zijn gezanten van Christus’ wege die de boodschap van God als een heraut nauwkeurig moeten doorgeven. Ze mo- gen niet zeggen wat de mensen graag willen horen (Jeremia 23:16). Dat was het kenmerk van de valse profeten. Valse pro- feten hadden vaak ook een losse levenswandel. Het Woord des Heeren was niet in hun mond. Vaak werden de profeten om hun boodschap vervolgd, veracht en soms ook gedood. Jesaja en Jeremia zijn voorbeelden van profeten die hun be- diening met de dood hebben moeten bezegelen. De boosheid van Ninevé is opgeklommen voor Gods aange- zicht. Dit wijst terug naar wat al eerder gezegd is. In Genesis 18 vers 20 en 21 lezen we dat God het zondige geroep van Só- dom en Gomórra gaat bezien. De Heere zal het oordeel over deze steden voltrekken. God ziet de zonde en zal die zeker straffen. De dood als straf op de zonde, de zondvloed als oordeel over de zonden van de eerste wereld, de uitroeiing van het huis van Jeróbeam, de zoon van Nebat, en het huis van Achab, de wegvoering in ballingschap en de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus zijn er allemaal voorbeelden van dat de Heere de zonde straft. Het oordeel is ook eenmaal over Ninevé gekomen. Nebukadnezar heeft deze stad ver- woest. De profeet Nahum heeft erover gesproken. Ook door Jesaja wordt de ondergang van Assyrië aangekondigd (Jesaja 17:12-14). De Heere kan het oordeel wel uitstellen. De eerste

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==