En men noemt Zijn Naam...

2 JANUARI A FSCHIJNSEL VAN G ODS HEERLIJKHEID Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid ... Hebreeën 1:3 D E Hebreeën mogen niet terugvallen in de oudtestamen- tische offerdienst. Zij moeten oog krijgen voor het werk van God de Zoon. In Hem is alles volbracht. Daarom verwoordt de apostel hier bijzonder mooi en treffend de heerlijkheid van Christus als de Zoon van God. Hij is het Afschijnsel van Zijn heer- lijkheid. Dat lijkt geen gemakkelijke Naam. Toch is ook deze Naam geïnspireerd door Gods Geest om nadruk te leggen op de eenheid tussen de Vader en de Zoon. De apostel vergelijkt Gods heerlijkheid met het Afschijnsel, met licht. Het licht, de lichtglans die van Gods heerlijkheid afstraalt, glanst ook in de Zoon. Lichtstralen die van het licht afkomen, geven licht vanuit de lichtbron. Zo is de Zoon het Licht dat van de Vader afstraalt. Zijn licht is net zo heerlijk als dat van God de Vader. Hij en de Vader zijn één. Omdat Hij de eeuwige Zoon is van de Vader, is Hij ook God en heeft dus ook dezelfde heer- lijkheid. Calvijn schrijft: ‘Als wij horen dat de Zoon het Schijnsel van de heerlijkheid des Vaders is, zo laat ons dan bedenken dat de heerlijkheid van de Vader voor ons onzichtbaar is, totdat zij ons in Christus verschijnen zal.’ Hij spoort ons aan om God te zoe- ken in Zijn Zoon. Heb jij oog gekregen voor Hem, Die het Afschijnsel is van Gods heerlijkheid? Hij is het zo waard gediend te worden! Buiten Christus is God een verterend Vuur en een eeuwige Gloed bij Wie niemand wonen kan. In Hem is er een geopende toegang tot de troon van Gods genade. Alleen in Zijn licht zie je het Licht. Lezen: Hebreeën 1:1-5 Zingen: Psalm 111:2

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==