Verloren en gevonden

13 - 1 - De verloren zoon En Hij zeide: Een zeker mens had twee zonen. En de jongste van hen zeide tot de vader: Vader, geef mij het deel des goeds dat mij toekomt. En hij deelde hun het goed. Lukas 15:11 en 12 I N deze gelijkenis, geliefden in onze Heere, moeten we over de volgende bijzonderheden nadenken: de betekenis van de gelijkenis, en daarna de bedoeling van Christus daarin. Alle gelijkenissen in het Woord van God zijn niet anders dan een aaneenschakeling van vormen en beelden die een bepaalde geestelijke zaak illustreren. In deze gelijkenis wordt gesproken over een man, een gezinshoofd, een vader die twee heel ver- schillende zonen heeft. Om de tekst te begrijpen, moeten we ten eerste weten wat hier met een huis wordt bedoeld; ten tweede wie de vader is en ten derde wie er met de twee zonen worden bedoeld. Wat het eerste betreft: u weet dat het bij de Heere heel gewoon is dat Hij in Zijn Woord Zijn Kerk of het Koninkrijk der ge- nade met een huis of een gezin vergelijkt. Immers, Christus onze Heere beheert hier een huis waarin alle kinderen van het huis vrijelijk mogen aanzitten, want er is verschil tussen de kinderen van het huis en degenen die alleen maar knechten zijn, als het ware de gaande en de komende man.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==