De stem vanbinnen

14 dat zij naakt waren’ (Genesis 3:7). Onze kanttekenaren geven danals toelichting: ‘Verstaniet zozeer deogenvanhet lichaam, waardoor zij zagen hun schaamte, als van den geest, waardoor zij gevoelden hun zonden, en de straf die zij over zich en hun nakomelingen gebracht hadden, zijnde daarvan in hun con- sciënties overtuigd.’ Adam en Eva wísten en erkénden dat zij kwaad hebben gedaan. Schrik en vrees greep hen aan toen zij gezondigd hadden. Hun geweten klaagde hen aan. Ze werden gewaar dat er een breuk ontstaan was tussen God en hen. Het geweten deed hen ervaren dat ze in de schuld stonden voor God, Wiens heilige wet ze overtreden hadden. Een schuld die ze niet konden afschuiven op de duivel, die hen ertoe aangezet had.Maareenschulddieverzwaardwerd, doordatdeHeerehen goed geschapen had, met een geweten dat hen leidde in een rechtvaardige wandel voor God. Daarom vluchtten zij weg van God in het dichte geboomte van de hof van Eden. Dit voelden ze: wij zijn niet meer die wij behoren te zijn! Daarbij werkte de aanklachtvanhetgeweteninhunhartschaamteopvoorelkaar. Schaamte die er nooit geweest was, maar toen vanwege de zonde hen voor elkaar en voor God deed verbergen. NadezondevalheeftdeHeeredusinZijnalgemenegoedheidhet gewetengelatenaandemens.Hij heeftdaarinvandeHeereeen besef van goed en kwaad gekregen. Het geweten spreekt hem aanomGod,DiezijnSchepper isenaanWiehijgehoorzaamheid schuldig is, te dienen. Het is de apostel Paulus die hier dieper op ingaat. We zien dat in Romeinen 2 vers 14. Een medegetuige Paulus spreekt inRomeinen2:14en15overdeheidenendathun

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==