Geloofsgetuigenis van Salomo de Jood

11 I NLEIDING R OND 1726 kon niemand vermoeden dat de jonge Schot Alexan- der Comrie van zo grote betekenis zou worden voor de kerk van Nederland.Hij verbleef toen als een vreemdeling in een vreemd land. De precieze oorzaak waarom de ongeveer twintigjarige Alexander de oversteek maakte naar Nederland is niet bekend. Waarschijnlijk was zijn vader door financiële tegenslag niet meer in staat om hem te laten studeren en ging hij naar Rotterdam om zich toe te leggen op de handel. Op de bodem van zijn hart lag echter de begeerte om te mogen dienen in Gods Kerk. Al in zijn jonge jaren werkte de Heere in zijn hart. Het onderwijs van de Erskines is hem tot zegen geweest. Toen later veel preken van de Erskines in het Nederlands vertaald en uitgegeven werden, schreef hij dat hij de meeste van die preken in zijn jeugd had gehoord en de hoofdzaken daaruit had onthouden. In Schotland ‘aasde’ hij aan de werken van Ralph Erskine. 1 Ook in Nederland kwam hij al spoedig in aanraking met Gods kin- deren. Waarschijnlijk is hij enige tijd werkzaam geweest op het han- delskantoor vanAdriaan van derWilligen (1694-1758) in Rotterdam. Comrie schreef later over deze ‘vermaarde koopman’ dat hij een ‘van ouds’ voor hem‘zorgdragende vriend’was. 2 Van derWilligenwas niet alleen een succesvol handelaar in kolonialewaren, hij had door genade ook deel gekregen aan het goed dat nooit vergaat. Hij had diverse contacten met Gods kinderen in Rotterdam en wijde omgeving. Verondersteld wordt dat Van der Willigen mogelijk de jonge Comrie in contact heeft gebracht met de uit Rotterdam afkomstige advocaat Arnoldus de Sterke, die toen al jarenlang in Den Haag woonde. Een zwager vanDe Sterke,Anthonius Tarée, was predikant. Via De Sterke

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==