Van hart tot hart

16 maakt dat ze niet geconcentreerd kan luisteren. Ze is onrustig en heeft er moeite mee om haar gedachten onder woorden te brengen. U leest uit Markus 4 de verzen 25 tot 34. U legt de vraag aan het hart of de pati- ent de zoom van Zijn kleed heeft mogen aanraken. ‘Ik hoop het’, is haar reactie. Veel verder komt het gesprek niet. Belangrijk is dan om oogcontact te hebben en korte gedachten door te geven. De patiënt moet men de tijd gunnen om wat u zegt tot zich te laten doordringen. Tijdens het ontvangen van de boodschap Soms kan de boodschap bij de pastorant bedreigend overkomen, zodat die zich afsluit van de inhoud. Mensen kunnen het soms niet aan om de werkelijkheid onder ogen te zien. Het kan zelfs voorkomen dat de boodschap ‘verdwijnt’. De pastor zal met het overbrengen van de boodschap aandacht geven aan de gevoelens van de pastorant. Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat de boodschap al wordt vervormd door de zender. Het is dan voor de ontvanger moeilijk om de boodschap goed te begrijpen. Enkele voorbeelden. - U komt bij een zieke en zegt opgewekt: ‘Ik heb gehoord dat het wat beter met u gaat!’ De inhoud van de boodschap kan terecht zijn – wellicht heeft een familielid dit gezegd. Intussen voelt de patiënt zich niet goed en hij ervaart onbegrip. Dat leidt tot een belemme- ring in het contact. - U hebt het gevoel dat u een andere taal spreekt dan de pastorant. Dat kan ontstaan doordat u onvoldoende aansluit bij het referen- tiekader van de ander. In woordgebruik, zinsbouw en voorbeelden moet aansluiting gezocht worden bij de gesprekspartner. Een oude moeder die haar hele leven op een boerderij heeft gewoond, heeft een ander referentiekader dan een vader van studerende kinderen die vanwege een burn-out thuis zit. - De lichamelijke conditie van een patiënt kan een belemmering zijn voor een pastoraal gesprek. U bezoekt een gemeentelid in een reva- lidatiecentrum. De patiënt is blij met uw bezoek. Hij heeft echter

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==