Effatha!

- 13 - Het is de rijkdom van Gods lankmoedigheid en barmhar- tigheid dat Hij blijft roepen tot bekering. ‘Mijn zoon, Mijn dochter, geef Mij uw hart!’ Maar er is nog zoveel bekoor- lijks in de wereld te vinden. Herkent u zichzelf in de woor- den van Christus: ‘En zij begonnen allen zich eendrachtig te verontschuldigen. Ik heb ...’? (Lukas 14:18). Nu nog niet. Maar het kan vandaag de laatste dag van uw leven zijn. En daarom: ‘Heden, zo gij Zijn stem hoort, gelooft Zijn heil- en troostrijk woord, verhardt u niet, maar laat u leiden.’ Er is ook de roeping van God tot een ambt in Zijn gemeen- te. Daar gaat het in onze tekst over. De Heere roept Mozes om het volk Israël te gaan verlossen uit Egypte en te bren- gen naar het beloofde land Kanaän. Een land, vloeiende vanmelk en honing, dat beloofd was aan Abraham, Izak en Jakob en hun nageslacht. God roept Mozes: ‘Zo kom nu en Ik zal u tot Farao zenden, opdat gij Mijn volk (de kinderen Israëls) uit Egypte voert’ (Exodus 3:10). De bezwaren Op grond van de ijver die Mozes eerder getoond had voor zijn onderdrukte volk (Exodus 2:12v) lag het in de lijn van de verwachting dat hij enthousiast op weg zou gaan om Gods opdracht te vervullen. Het tegendeel is echter het geval: Mozes komt met vele bezwaren. Hij komt met vier tegenwerpingen. Mozes stelt een tegenvraag: ‘Wie ben ik?’ Een eenvou- dige herder en dan tegenover de machtige Farao. Mozes geeft aan zich niet in staat en niet geschikt te achten deze ingrijpende taak uit te voeren. Hij is ook niet van plan deze opdracht te aanvaarden.Hoe vaak blijkt in de Bijbel, en ook vandaag, dat als God mensen roept tot een taak in Gods 1 - de maker van het oor en de roeping

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==