Effatha!

- 11 - woord vooraf - 1 - De Maker van het oor en de roeping En de Heere zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt, of wie heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de Heere? exodus 4:11 ‘De Heere zeide tot hem.’ Wie is dat tot wie God spreekt? Waar klinkt dit woord? In de woestijn van de Sinaï dwaalt een oude herder met zijn kudde. Het is Mozes, de man Gods. Zijn aandacht is getrokken door een brandende doornstruik. Hij verwondert zich erover. In het woestijn- leven gebeurde het wel meer dat iets spontaan in brand vloog. Zeker zo’n kurkdroge braambos was er heel vatbaar voor. Vaak een korte steekvlam en de brand was voorbij. Maar hier is iets bijzonders! De struik brandt,maar verteert niet.Mozes’ nieuwsgierigheid is gewekt, en hij zegt: ‘Ik zal mij nu daarheenwenden en bezien dat grote gezicht, waar- om het braambos niet verbrandt’ (Exodus 3:3). De braambos Deze braambos is een beeld van Israël in de slavernij van Egypte. Het volk is krachteloos en machteloos in zichzelf. En toch wordt het door de vlammen van de verdrukking niet verteerd. Zo is deze brandende doornstruik het beeld

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==