Bestemming bereikt

13 E E N In den beginne W E gaan terug naar waar het begon. Dat is naar een moment ver in het ver- leden. Het moment waar geen mens bij was en waarover niemand dus uit eigen ervaring iets kan zeggen. Wat een mens er over zeggen wil, zal hij eerst van Iemand moeten horen, en die Iemand kan dan niemand anders zijn dan de Enige Die er toen wel bij was, de Heere God Zelf. Wil de mens naast wat God zegt of tegenover wat Hij zegt, nog meer zeggen, dan mag hij zich wel de vraag stellen wie daarvan dan zijn zegsman is geweest. Als het God niet is, wie is het dan? Een andere oor- en ooggetuige was er niet, dus met welk gezag sprak die niet genoemde andere dan? U voelt wel, dan staan we al heel snel op glad ijs. Dan is het ook niet zo vreemd als we uit de koers gaan of zelfs ten val komen. Voorzichtigheidshalve zullen we daarom maar heel dicht blijven bij wat de Heere Zelf geopenbaard heeft en dat vinden we in het eerste hoofdstuk van Genesis. Het hoofdstuk dat ons vertelt van de schepping, waar God Zelf van zei dat zij zeer goed was. Alles was goed in Zijn ogen. Alles was, zoals Hij het bedoeld had. De hemel, de aarde, alles in de hemel en op de aarde en ten slotte ook nog het hoogtepunt van het werk van de hemelse Kunstenaar: de mens. Geschapen naar Gods beeld en Zijn gelijkenis. Met regeringsbevoegdheid over al het andere geschapene. De mens als Gods stadhouder, bewaarder en cultivator van het paradijs en begenadigd dirigent van het scheppingskoor. Houden we ons eenvoudig aan wat de Schriften ons zeggen en wijzen we het evo- lutiegeloof daarom af, dan hebben we daarmee tegelijk voorkomen, dat de mens gedegradeerd wordt tot een super-dier. Want zoiets moet de mens wel zijn als het waar is dat hij zich in de loop van de miljarden jaren uit een dier heeft ontwikkeld. Dan is het trouwens ook niet meer mogelijk om te geloven, dat God demens schiep naar Zijn beeld en Zijn gelijkenis. Het is juist dat laatste waardoor mens en dier principieel van elkaar verschillen. God gaf aan de mens een hoge positie, wat met name hierin uitkomt, dat de Heere alle dieren naar hemdeed komen en dat de mens die dieren een naammocht geven. Hij deed dat, en toen bleken het ook nog namen te zijn die overeen kwamen met de aard van de verschillende dieren. Twee dingen werden daarmee duidelijk:

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==