Een aandachtige leerling van de Heere Jezus

12 toen terug naar haar moeder, die toen in Kampen woonde. Na verloop van enige tijd ging zij inUtrecht wonen vanwege de krachtige prediking, die daar toen een hoogtepunt beleefde. Al spoedig na haar komst in die stad kreeg zij kennis aan en vertrouwelijke omgang met mejuffrouw Anna Maria van Schurman. Deze jonge vrouw zag dat zij er een groot genoegen in had zich op de dichtkunst toe te leggen, maar zij zag ook dat het haar aan bekwaamheid daartoe ontbrak. Zij leerde haar allerlei soorten versmaten, en ook het gebruik van korte en lange lettergrepen, op de juiste plaats. Nadien besteedde zij heel veel van haar tijd - zij had geen andere werkzaamheden te verrichten - aan het vervaardigen van gedichten. Maar zij deed dat alleen over geestelijke stof en over teksten uit de Heilige Schrift. Er was een vertrouwelijke vriendschap tussen mijn vader en de boven- vermelde juffrouwVan Schurman enerzijds en anderzijds met haar; door die omstandigheid is zij mij tot vrouw geworden op de 29e maart van het jaar 1664. Zij heeft mij vier dochters en een zoon geschonken. De tweede dochter is heden nog in leven; de andere kinderen hebben maar enkele weken geleefd. Vanaf het begin van ons huwelijk bleek zij al eenPriscilla te zijn. Zij richtte kleine gezelschappen op van vrouwen enmeisjes, die zij onderwees in de Goddelijke waarheden, tot de godzaligheid opwekte en leidde in de weg tot zaligheid. Haar achting, liefde en zorg voor de Kerk was bijzonder. Ook was zij zeer gesteld op een bevindelijke en geestelijke wijze van prediken. In haar latere levensjaren zette zij haar meditaties in gedichten en in proza wel voort, maar de levendigheid van haar geest nam van tijd tot tijd af. In de laatste twee, drie jaren van haar leven verzwakte zij zo aanmerkelijk, dat men zien kon dat zij naar huis ging. In het midden van de maand november in het jaar 1705 werd zij ziek door een kwaal, waaraan zij jarenlang onderworpen was geweest. Zij bleef gedurende elf weken bedlegerig en lag in grote benauwdheid neer, zodat zij weinig kon spreken. Soms verklaarde zij dat ze wel niet veel heerlijke genietingen van geestelijke blijdschap had gehad, maar dat zij desalniettemin geleefd had door een verzekerd geloof en in de liefde tot de Heere Jezus, tot Zijn Kerk en Zijn Woord. In die gesteldheid van de

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==