Een aandachtige leerling van de Heere Jezus

10 met hun Goddelijke overpeinzingen voort te kunnen gaan, zonder over die wangestalten en zonden verzoening te zoeken door het bloed van de Heere Jezus. Dat is een duidelijk teken dat al hun werk slechts van natuurlijke aard is, en dat hun beschouwingen niets anders zijn dan een kennen en erkennen van God zoals Hij in Zichzelf is, en zoals Hij Zich openbaart in de totaliteit van de schepping. Een oprecht geestelijk mens daarentegen heeft in de wedergeboorte doorgaans met veel onrust in het hart te maken, al is het de ene tijd meer en de andere tijd minder. Hij kent vele aanvechtingen en bestrijdingen in het aannemen van Christus tot zijn losprijs en gerechtigheid. Hij kan niet rusten zolang hij niet door het geloof gerechtvaardigd wordt, geen vrede met God heeft door onze Heere Jezus Christus (Rom. 5:1) en geen vrijmoedige toegang kent tot God als een verzoend Vader in Christus. Hij wordt in de voortgang van zijn bekering veel vervreemding van God, geestelijke verlating, verduistering in het hart en verdorvenheid gewaar. Deze gewaarwordingen beroeren zijn ziel telkens opnieuw. Zo gebruiken deze oprecht geestelijke mensen steeds opnieuw de Heere Jezus tot hun gerechtigheid en de losprijs van hun ziel. Dat doen zij nu niet zozeer zoals in het begin om in de staat der genade te komen, maar om opnieuw vrede en een vrijmoedige toegang tot God te verkrijgen. Zij zijn niet tevreden met het besef zich in een staat van genade te bevin- den, maar zij hebben lust en liefde tot God in Christus. Al hun vermaak vinden zij in geestelijke overdenkingen en alleenspraken. Zij gewennen zich aan deHeere, zij leven in enmet God en zoworden ze de Goddelijke natuur meer en meer deelachtig. Het beeld van de Heere Jezus blinkt helderder in hen uit en in die gestalte nemen ze toe in heiligheid. Zo wordt het openbaar dat hun werken in God gedaan zijn. Zij leven niet slechts bij en voor zichzelf, maar zijn werkzaam om ook anderen tot dit leven te brengen. Ze doen dit, als man of als vrouw, in overvloedige mate tot opbouw van de gemeente. Trouwens, tot opbouw van Zijn Kerk gebruikt God allerlei mensen; vromen, goddelozen, jongen en ouden, mannen maar ook vrouwen. Vrouwen werkten ook mee aan de bouw van de tabernakel. Vrouwen werkten ookmee aan de wederoprichting van de muren rond Jeruzalem. God gebruikt ook vrouwen tot bekering en levendmaking van zielen.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==