Een aandachtige leerling van de Heere Jezus

9 Aan de lezer N IET alleen vanGod, maar inGod is alle leven, rust, blijdschap en hei- ligheid van de mens. God is het Voorwerp van het denken, spreken en werken van een geestelijk mens. Onder de heidense wijsgeren waren er sommigen die dit door het schemerlicht van de natuurlijke rede gezien en beoefend hebben. Omdat zij echter Christus niet kenden, konden zij niet tot God komen en Hem niet beschouwen in het aangezicht van Christus, in Wie alleen het heil voor mensen te vinden is (Hand. 4:12). De vijandschap bleef tussen beiden, en zij die zich uitgaven voor wijzen, bleven dwazen en gingen verloren (Rom. 1:22). De mensen die onder de bediening van het Evangelie leven, zien deze waarheid wat duidelijker. Sommigen zijn gesteld op de omgang en het verborgen leven met God. Zij maken er werk van om in de beschouwing van God alle andere dingen te vergeten en zichzelf te verliezen. Noch- tans is het in velen slechts een natuurlijk werk. Zij zijn vleselijk en niet wedergeboren; daardoor kunnen zij Gode niet behagen (Rom. 8:8) en evenmin langs die weg de zaligheid verkrijgen. Met hun natuurlijke ken- nis van Christus maken ze van Hem geen recht gebruik. Zij zoeken geen verzoening in Hem, en zij nemen Hem niet gelovig aan. En als zij deze zaken al eens op een natuurlijke wijze begrepen, overdacht en beleden hebben en daarmee ook werkzaam zijn geweest, dan laten zij het daarbij alsof het een afgedane zaak is. De dagelijkse overtredingen, de zondig- heid van het hart, de neigingen of verlangens tot de zonden, de opwel- lingen van inwendige verdorvenheden, het afzwerven van God - van dit alles weten zij weinig af. Het verontrust en bekommert hen weinig, en ze spreken niet over een gescheiden zijn van God. Geestelijke verlatin- gen zijn bij hen doorgaans niet meer dan luiheid en vadsigheid van het lichaam, en ook wel het feit dat zij lusteloos en onbekwaam zijn om aan Goddelijke zaken te denken. Maar daarvan afgezien menen zij toch wel

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==