De Evangelische heiligmaking

14 u uw doel niet zult missen doordat u het niet goed ziet, moet u er dan, kort gezegd, op letten dat de heiligheid waartoe ik u wil brengen, geestelijk is (Rom. 7:14). Zij bestaat niet alleen in uitwendige werken van vroomheid en liefdadigheid,maar ook in heilige gedachten, voorstellingen en genegenheden van de ziel, en vooral in de liefde. Daaruit moeten alle andere goede werken voortvloeien; anders zijn ze niet aangenaam voor God. De heiligheid is niet alleen daarin gelegen dat we ons van zondige begeerten zullen onthouden, maar ook daarin dat we ernaar verlangen Gods wil te doen en daarin vreugde zullen hebben. De heiligheid is ook daarin gelegen dat we blijmoedig God gehoorzamen, zonder gemor, ergernis en tegenzin bij enige plicht, als zou het een pijnlijk juk, en een last voor ons zijn. Let u er verder op dat de wet, die uw einddoel is, buitengewoon veel omvat (Ps. 119:96), en dat u dit toch niet zo heel gemakkelijk bereikt. U moet er immers naar streven het doel van de wet te bereiken in alles waartoe zij verplicht, en wel haar te volbrengen in de volle breedte, of anders kunt u het helemaal niet bereiken (Jak. 2:10). Als wij de Heere niet beminnen met ons gehele hart, onze gehele geest en kracht, wordt Hij in het geheel niet bemind met de liefde die Hem als Heere over allen toekomt. Wij moeten alles in Hem liefhebben: Zijn gerechtigheid, Zijn heiligheid, Zijn soeverein gezag, Zijn alziend oog, al Zijn besluiten, geboden, oordelen en alles wat Hij doet.Wij moeten Hem niet alleen méér liefhebben dan andere dingen, maar Hem alléén, als het enig Goed, de Fontein van alle goedheid. Wij moeten alle vleselijke en wereldlijke genietingen verwerpen, zelfs ons eigen leven, alsof wij dat haatten wanneer het moet wedijveren met onze genieting van Hem of met onze plicht ten opzichte van Hem. Wij moeten Hem daarin zo liefhebben, dat wij onszelf geheel en al overgeven tot het voortdurend die- nen van Hem in alle dingen, en daarin dat wij Hem als onze enige Heere ter beschikking staan, of dat nu in voor- of tegenspoed is, in leven of in sterven. OmZijnentwil moeten wij onze naaste liefhebben, ja, alle mensen, of dat nu onze vrienden of onze vijanden zijn. Wij moeten met hen handelen in alle dingen die hun eer, leven, ingetogenheid, wereldlijke welvaart, verdienste en genoegens betreffen, zoals wij zouden willen dat de mensen met ons in dezelfde situatie zouden doen (Matth. 7:12). Deze geestelijke en allesomvat- tende gehoorzaamheid is het verheven doel, en ik geef u hier raad opdat u

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==