De Evangelische heiligmaking

12 de heiligmaking, die er innigmee verbonden is. Belangrijk in het geheel is de vraag naar de plaats van Gods heilig gebod. Marshall verwerpt de gedachte dat de wet afgedaan zou hebben, de leer van de antinomianen. Aan de andere kant verzet hij zich met kracht tegen de opvattingen van de neonomianen, verkondigd door zijn tijdgenoot Richard Baxter (1615-1691), als zou men de heiligheid kunnen bereiken door het betrachten van de geboden. Nee, de wet, de heilige wet van God, blijft van kracht. Christus heeft echter de wet volbracht, en uit Zijn volheid mag de gelovige in gehoorzaamheid leven en wandelen. Het boek wordt besloten met een preek over de rechtvaardigmaking. Dat hoeft niet te verwonderen. Immers, de rechtvaardigmaking uit het geloof en een heilige wandel in het geloof zijn onlosmakelijkmet elkaar verbonden. Wie een korte samenvatting wil hebben van de inhoud van dit werk, moet eens denken aan het laatste vers van de berijming van de Tien Geboden des Heeren: Och, of wij Uw geboôn volbrachten! Genâ, o hoogste Majesteit! Gun door ’t geloof in Christus krachten, Om die te doen uit dankbaarheid. Woerden, januari 2016 N.A. Eikelenboom 

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==