Neem en lees

14 T E N G E L E I D E In de tijd dat Augustinus hinkte op twee gedachten had hij een gesprek met zijn vriend Alypius. Hij vroeg waarom ze toch de goede keuze niet konden maken. Toen hoorde hij een kinderstem een lied zingen met de woorden ‘Neem en lees’. Hij sloeg de Bijbel (het boek van de apostel Paulus) op waar hij het had neergelegd en las de woorden: ‘... niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkamers en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid; maar doet aan de Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden’ (Romeinen 13:13- 14). Wat er na het lezen van deze bijbeltekst gebeurde, geef ik in de woorden van Augustinus zelf weer: ‘Want direct, toen ik deze woorden tot het eind toe had gelezen, stroomde als het ware het licht van de gemoedsrust mijn hart binnen en alle duisternis van twijfel vluchtte weg.’ Hij voelde zich nu geen geboeid mens, zoals hij van tevoren had gedacht, maar juist een bevrijd en gelukkig mens. Augustinus heeft zijn leven teruggezien in de jongeling van Naïn. Ook hij was van dood levend geworden. Zoals de weduwe van deze enige zoon werd verhoord, had de Heere ook de gebeden van zijn moeder verhoord. De Kerk mag weten dat de Heere op haar gebed wonderen blijft doen en doden levend maakt. Wie genade heeft ontvangen, vindt het geen opgave God te dienen, maar is verdrietig dat hij het nog te weinig doet. Hij wordt op aarde een vreemdeling en ziet uit naar de dag waarop hij God volkomen zal dienen. Dat verbindt al Gods kinderen de eeuwen door met elkaar. Dat kan je uit de Belijdenissen leren. Ik wijs daarnaast op het tweede hoofdwerk van Augustinus, De Stad van God . Mijn bede is dat iedere lezer door het lezen van deze vereenvoudigde weergave van de Belijdenissen van Augustinus een pelgrim wordt op reis naar het nieuwe Jeruzalem. Ik hoop dat in een van de meest geliefde teksten van Augustinus uit het Oude Testament jouw leven (ik ga uit van jeugdige lezers, maar het geldt oudere lezers niet minder) getekend mag worden. Dat zijn de woorden: ‘Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op de Heere H EERE , om al Uw werken te vertellen’ (Psalm 73:28). Boven-Hardinxveld, augustus 2015 dr. P. de Vries

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==