Neem en lees

19 B O E K 1 Laat mij U zoeken, Heere, terwijl ik U aanroep. En ik wil U aanroepen, terwijl ik in U geloof, omdat ik van U gehoord heb. Ja, U roept mijn geloof aan wat U Zelf gegeven hebt. Hoe? Omdat Uw Zoon mens werd en er over Hem gepreekt wordt. Is dat niet wat al te groot, om God aan te roepen? Dat is een terechte vraag, want als ik God aanroep, roep ik Hem als het ware naar mij toe. Sterker nog, ik roep Hem ín mij. Dan vraag ik mezelf ook af: is er een plekje in mij waar plaats is voor die God, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft? Kan iets in mij deze God bevatten? Dat kan nooit! Net zo min ooit iets in de wereld Hem zou kunnen bevatten. En toch: als God niet in mij is, besta ik niet, want God is overal. ‘Want bedde ik mij in de hel, U bent daar’, zie Psalm 139:8. Misschien moet ik wel zeggen dat ik in God ben. Want uit Hem, door Hem en in Hem zijn alle dingen. Hoewel jij dan weer kunt vragen: waarom zou je God dan tot je roepen? Of: waar zou Hij vandaan moeten komen, als Hij overal U begint uw boek met een lofprijzing. Waarom? Allereerst omdat de Heere het waard is om geprezen te worden. Zijn macht en wijsheid zijn zo groot! Het is al een wonder dat een mens, jij en ik, God willen loven. Je bent Zijn schepsel, maar o zo zondig. En dan toch God loven! Hoe dat kan? Omdat Hij je er Zelf toe aanzet. Hij heeft jou gemaakt naar Zijn beeld. Geloof het: je hart is onrustig, totdat het zijn rust vindt in God. Moet ik God niet eerst kennen voordat ik Hem kan loven? Dat is de vraag die ik God ook stelde. Wat is eerder, Hem aanroepen of Hem loven? Toen las ik Romeinen 10:14, waar eigenlijk het antwoord staat. ‘Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Welke zij niet geloofd hebben? Of hoe geloven zij, zonder die hun predikt?’ En in Psalm 22:27: ‘En zij zullen de Heere prijzen, die Hem zoeken.’ Want als je Hem zoekt, zul je Hem vinden. En als je Hem vindt, zul je Hem loven. Dus: eerst vinden, dan loven.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==