Hosea

13 door haar ontrouw. Tegelijk mag hij verkondigen dat de Heere Zijn volk niet zal loslaten. Uit diepe, onbegrijpelijke liefde zal de Heere omzien naar Israël. Hij zal hen, door het oordeel heen, weer in genade aannemen en Zich over het volk ontfermen. Nee, daar zal niet het gehele volk in delen. Zonder waarachtige bekering zal Israël de Heere niet kennen. Opmerkelijk is de uitgebreide beschrijving van Gods innerlijke barmhartigheid. In Hoséa 11 lezen we: ‘Hoe zou Ik u overgeven, o Efraïm, u overleveren, o Israël? Hoe zou Ik u maken als Adama, u stellen als Zeboïm? Mijn hart is in Mij omgekeerd, al Mijn berouw is tezamen ontstoken. Ik zal de hittigheidMijns toorns niet uitvoeren; Ik zal niet wederkeren om Efraïm te verderven; want Ik ben God en geen mens, de Heilige in het midden van u, en Ik zal in de stad niet komen’ (vers 8, 9). De God van Israël geeft in Hoséa Zijn volk een laatste oproep om alsnog tot Hem terug te keren. Mogelijk heeft Hoséa zelfs de wegvoering van de tien stammen onder de regering van Israëls laatste koning, zijn naamgenoot Hoséa, meegemaakt. Hij is dus tot op het laatst bezig geweest het volk te waar- schuwen. Met deze profetieën wijst Hoséa ook naar de komende Mes- sias, Jezus Christus. Gods barmhartigheid voor een schul- dig volk is alleen te verstaan in de komende Zaligmaker. In onze Nederlandse Geloofsbelijdenis horen we hoe Gods rechtvaardigheid en Zijn barmhartigheid schitteren. Guido de Brés schrijft het zo in artikel 20: ‘Zo heeft dan God Zijn rechtvaardigheid bewezen tegen Zijn Zoon, als Hij onze zon- den op Hem gelegd heeft; en heeft uitgestort Zijn goedheid en barmhartigheid over ons, die schuldig en der verdoeme- nis waardig waren, voor ons gevende Zijn Zoon in de dood

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==