Gebed en lofzang

12 Jesaja 38:9-22 9 Dit is het schrift van Hizkia, koning van Juda, toen hij ziek geweest en van zijn ziekte genezen was. 10 Ik zeide: Vanwege de afsnijding mijner dagen, zal ik tot de poorten des grafs heengaan, ik word beroofd van het overige mijner jaren. 11 Ik zeide: Ik zal denHeere niet meer zien, denHeere, in het land der levenden; ik zal demensen niet meer aanschouwenmet de inwoners der wereld. 12Mijn levenstijd is weggetogen, en vanmij weggevoerd gelijk eens herders hut; ik hebmijn leven afgesneden, gelijk eenwever zijn web; Hij zal mij afsnijden, als van den drom; van den dag tot den nacht zult Gij mij ten einde gebracht hebben. 13 Ik steldemij voor tot denmorgenstond toe; gelijk een leeuw, alzo zal Hij al mijn beenderen breken; van den dag tot den nacht zult Gij mij ten einde gebracht hebben. 14 Gelijk een kraan of zwaluw, alzo piepte ik; ik kirde als een duif; mijn ogen verhieven zich omhoog; o Heere, ik word onderdrukt, wees Gij mijn Borg. 15 Wat zal ik spreken? Gelijk Hij het mij heeft toegezegd, alzo heeft Hij het gedaan; ik zal nu al zoetjes voorttreden al mijn jaren, vanwege de bitterheid mijner ziel. 16 Heere, bij deze dingen leeft men, en in dit alles is het leven van mijn geest; want Gij hebt mij gezond gemaakt en mij genezen. 17Zie, in vrede ismij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen. 18 Want het graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen;

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==