De Heilige Oorlog

15 aan de grond genageld als was hij een standbeeld, bevende bij het horen van de vraag, die een bovennatuurlijke stem tot hem richtte: ‘Wilt gij uw zonden vaarwel zeggen en naar de hemel gaan? Of uw zonden aan de hand houden en in de hel terechtkomen?’ Het kwam hem voor dat Christus daar voor hem stond en hem van aangezicht tot aangezicht aanstaarde, en dat nu de straf, die hij zo dubbel verdiend had, aan hem voltrokken zou worden. Niet vele minuten waren nodig voor de verandering. Hij hoorde, hij dacht na, hij trok een besluit, en het gevolg was, dat hij erkende niets anders dan de verdoemenis verdiend te hebben. Als dat zo wezen moest dan kon hij evengoed voor iets anders als voor sabbatschenden verdoemd worden, want zijn zonden waren vele - en hij keerde terug naar het spel, deed als de beste weer mee, en niemand bemerkte aan hem welk een verandering er in zijn binnenste was geweest en welk een worsteling hij had doorgemaakt. Desniettemin bleef zijn geweten niet rustig. Zijn vrouw bleef aanhoudend alle pogingen aanwenden om hem voor Christus te winnen, en de gelegenheden waarbij hij bestraft werd, waren menigvuldig. ‘Gij goddeloze ellendeling!’ zei een vrouw op zekere dag tot hem, toen hij volgens zijn gewoonte stond te vloeken en te zweren en de luiaard uithing langs de straten. ‘Gij goddeloze ellendeling. Ik hoorde mijn leven lang zulk vloeken niet. Gij alleen zijt voldoende om de gehele jeugd van ons dorp te bederven.’ Hij was beschaamd, en dat temeer omdat zij die hem bestrafte, een onverschillige en slechte vrouw was. Hij wenste toen met zijn ganse hart, dat hij nog eens weer een klein kind kon worden, en dat hij nog eens kon leren spreken zonder vloeken en zweren. De bestraffing van die vrouw droeg vrucht. Hij hield op met vloeken, begon zijn Bijbel te lezen en werd een onberispelijk man, beide in zijn woorden en in zijn leven. Zijn buren begonnen de verandering op te merken. Zij begonnen hem te prijzen, zowel achter zijn rug als in zijn gezicht. Dit deed hem plezier en hij werd er groots op. Er was geen man in gans Engeland die God beter kon dienen dan hij en die de Heere meer welbehaaglijk was. Nu scheen alles in orde. Zelfverloochening werd van hem geëist, en hij nam moedig zijn kruis op. Hij was hartstochtelijk verzot op het dansen, en het gehele jaar deed hij eraan mee; ’s zomers in de dorpsweide en ’s winters in een danszaal of ander gebouw. Maar nu gevoelde hij dat dansen onheilig was, en daar hij zo heilig mogelijk wilde worden, gaf hij het op. Zijn oude makkers kwamen hem verlokken, en de muziek klonk verleidelijk in zijn oren; maar hij was vastbesloten nooit meer te H ET LEVEN VAN J OHN B UNYAN

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==