Aan 's Konings tafel

13 1. een nieuw verbond Zie, de dagen komen, spreekt de H EERE , dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep om hen uit Egypteland uit te voeren; welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de H EERE . Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis Israëls maken zal, spreekt de H EERE : Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet meer een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder leren, zeggende: Kent den H EERE ; want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de H EERE ; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hunner zonde niet meer gedenken. Jeremia 31:31-34 ‘En Die op den troon zat, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw.’ Zo spreekt de Heere, Die op de troon zit, Die leeft en regeert in eeuwigheid, Die trouwe houdt en nooit laat varen de werken Zijner handen. Hij spreekt: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. Hij doet het, Hij alleen en Hij doet het volkomen, als Degene Die alle macht heeft in hemel en op aarde. Alle dingen nieuw. Dat doet Hij eenmaal, aan het eind van alle tijden. En dat doet Hij nu bij aanvang. Steeds is in de Schrift sprake van dat nieuwe. Een nieuw verbond, in de plaats van het verbroken werkverbond. Een nieuw begin in ons leven, want die in Christus is, is een nieuw schepsel, het oude is voorbijgegaan.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==